10.1 Standaard werkprocedures conform NEN 3140
- Gevarenzone en werkplek: De gevarenzone is het gebied rondom een onder spanning staand deel waar de kans op een elektrische schok aanwezig is. De werkplek is het specifieke gebied waar werkzaamheden worden uitgevoerd.
- Afstanden: De afstanden voor meten, bedienen en werken zijn gedefinieerd om veiligheid te garanderen. Er is een naderingszone, een werkzone en een gevarenzone. De specifieke afstanden zijn afhankelijk van het spanningsniveau en zijn vastgelegd in de NEN 3140-norm.
- Genormaliseerde spanningsniveaus: De NEN 3140 kent verschillende spanningsniveaus, van laagspanning tot hoogspanning.
10.2 De vijf essentiële veiligheidsmaatregelen (Spanningsloos werken)
Dit zijn de gouden regels voor het werken aan elektrische installaties. Ze moeten altijd in de juiste volgorde worden uitgevoerd:
- Scheiden: De installatie moet worden losgekoppeld van de stroomvoorziening. Dit kan door het uitschakelen van zekeringen, installatieautomaten of werkschakelaars. De scheiding moet op een duidelijke en zekere wijze gebeuren.
- Beveiligen tegen wederinschakelen: De schakelaar of zekering moet worden beveiligd met een slot of een label om te voorkomen dat iemand anders de installatie per ongeluk weer inschakelt.
- Controleren of de installatie spanningsloos is: Gebruik een goedgekeurde spanningstester om te controleren of de installatie daadwerkelijk spanningsloos is. Dit moet op alle polen gebeuren, zowel ten opzichte van elkaar als ten opzichte van aarde.
- Aarding en kortsluiting: De te bewerken geleiders moeten worden geaard en kortgesloten. Dit beschermt tegen een onverwachte terugkeer van de spanning en ontladingen van condensatoren.
- Bescherming ten opzichte van naastgelegen actieve delen: Creëer een veilige zone door afschermingen of isolatiematerialen te plaatsen. Dit voorkomt contact met nabijgelegen onder spanning staande delen.
10.3 Voorzorgsmaatregelen voor de uitvoering
- Storing- en alarmmeldingen: De kandidaat moet storingen en alarmen correct kunnen identificeren en prioriteren.
- Standaard taalgebruik: Bij het communiceren over veiligheid moet heldere en eenduidige terminologie worden gebruikt.
- Werkplan en werkprocedure: Het werkplan moet worden beoordeeld op volledigheid, veiligheid en haalbaarheid.
- Communiceren: Goede communicatie is essentieel. Collega’s moeten worden ingelicht over de werkzaamheden en de status van de installatie.
10.4 Veiligheidsmaatregelen bij risicoverhogende omstandigheden
- Nauw geleidende ruimtes: In deze ruimtes zijn de risico’s op elektrische schokken groter. Extra maatregelen zijn vereist, zoals het gebruik van lage spanning (SELV, PELV) of dubbel geïsoleerd gereedschap.
- Vochtige ruimtes: Vocht vermindert de weerstand van het lichaam, waardoor het risico op elektrocutie toeneemt. Gebruik extra veilige spanningen en aardlekschakelaars (RCD).
- Ongunstige weersomstandigheden: Werkzaamheden bij regen of onweer moeten worden vermeden. Extra PBM’s kunnen noodzakelijk zijn bij mist of hevige wind.
10.5 Informatie voor het uitvoeren van werkzaamheden
- Eenlijnsschema: Een schema dat de hoofdstructuur van de installatie toont, met de belangrijkste componenten en leidingen.
- Installatieschema: Geeft de opstelling van componenten weer in een gebouw.
- Installatietekening: Een gedetailleerde tekening van de fysieke installatie, inclusief de locatie van de componenten en kabeltrajecten.
- Stroomkringschema: Toont de gedetailleerde elektrische verbindingen van een circuit.
10.6 Op de juiste wijze werkzaamheden aanvangen en beëindigen
- Aanvangen: Voordat werkzaamheden starten, moet worden gecontroleerd of alle veiligheidsmaatregelen uit sectie 10.2 zijn getroffen.
- Onderbreking: Bij een onderbreking van de werkzaamheden moet de installatie veilig achtergelaten worden. De stappen voor het spanningsloos maken moeten blijven gelden en alle gereedschappen moeten veilig worden opgeborgen.
- Beëindigen: Nadat de werkzaamheden zijn voltooid, moeten alle veiligheidsmaatregelen (zoals aarding) in omgekeerde volgorde worden verwijderd, de installatie wordt opgeruimd en de werkschakelaar wordt vrijgegeven.
10.7 In bedrijf nemen
- Voorbereidende activiteiten: Voordat een installatie weer in bedrijf wordt genomen, moeten alle gereedschappen en materialen zijn opgeruimd. Een laatste visuele controle moet worden uitgevoerd.
- Maatregelen tijdens de uitvoering: De VP moet erop toezien dat de veiligheidscodes worden gevolgd en dat de installatie niet wordt overbelast.
- In bedrijf nemen: Na controle wordt de installatie weer onder spanning gezet. Dit gebeurt op een gecontroleerde en veilige wijze, waarbij er zeker van wordt gemaakt dat de werkschakelaars en beveiligingen in de juiste stand staan.